Fragment uit De engel van Spakenburg
van Wim Duijst
1
Wie er begonnen was wist hij niet meer, misschien wel zijn vader, maar op een avond ging het over een vrouw. Het was mei, de grote schoonmaak was net achter de rug. In het hele huis rook het naar boenwas en groene zeep.
Ze zaten in de keuken. Zijn vader was verdiept in de krant en zijn moeder breide aan een sok. Zelf las hij in Panokko en de wildernis.
Zijn moeder was vandaag gewoon. Haar dikke, zwarte haar glom. Niemand in haar familie had zulk mooi haar. Volgens zijn vader was ze er één van de Spanjaard, maar dat bedoelde hij gekscherend. Zelf vond hij zijn moeder lijken op de zigeunerin die bij Singemeut boven de schoorsteen hing.
‘Je weet hoe ik over haar denk,’ hoorde hij zijn vader zeggen. ‘Waar moet je naar toe?’
‘Veenendaal.’
‘Kan het niet verder weg?’
‘De week daarop gaan we weer.’
‘Véénendaal,’ zei zijn vader en begon door de keuken te banjeren. ‘Wat komt daar voor een kwakzalver?’
‘Dat mag je niet zeggen.’
‘Ach kom. Die lui hebben niet eens een opleiding.’
‘Het gaat niet om geleerdheid,’ zei zijn moeder fel en legde haar breiwerk neer. ‘Bekering, daar komt het op aan.’
‘Maakt zíj je dat wijs?’
‘Zij heet Netta.’
‘Maakt zíj je dat wijs?’ vroeg zijn vader weer.
‘Als je zo doorgaat houd ik mijn mond.’
‘Voor mij is het allang duidelijk.’
‘Wat.’
‘Mengsje, hou toch op.’ Als zijn vader zijn moeder bij haar voornaam noemde was het mis. ‘Ik zie je gaandeweg veranderen. Hoe lang ben je al niet met mij mee naar de kerk geweest? Hoe ga je niet tekeer tegen de nieuwe bijbelvertaling? Hoe vaak zit je niet in de put?’
‘Daar heeft zij niks mee te maken.’
‘Wie dan?’
Met een ruk haalde zijn moeder de bol wol naar zich toe. ‘Op die nieuwe bijbelvertaling ben ik altijd al tegen geweest,’ zei ze en pakte haar breiwerk weer op. ‘Van de moordenaar aan het kruis maken ze een dief. En aan Genesis 1 beginnen ze ook al te morrelen. Naar zo’n kerk ga ik niet graag.’
‘Jarenlang ben je er heen gegaan terwijl er uit de nieuwe vertaling werd voorgelezen,’ zei zijn vader, ‘en nooit heb je er wat van gezegd. En nu je weer met die Netta omgaat deugt er ineens niks meer van. Ik wou dat dat wijf daar in Hoornaar was blijven wonen.’ Hij ging op het aanrecht zitten.
Zijn moeder zweeg.
‘Zonde,’ ging zijn vader verder, ‘daar gaat het bij die lui om. O wat zijn we slecht.’ Dat laatste zei hij overdreven huilerig. ‘En o, wat zijn we schuldig. Maar verlossing ho maar.’
‘Een mens zal toch eerst aan zijn zonden ontdekt moeten worden,’ zei zijn moeder zacht. ‘En reken maar dat hij daar diep voor door het stof moet.’
‘Nooit heb ik je zo horen praten,’ zei zijn vader.
Zijn moeder zette een elleboog op tafel en hield haar ene hand als een dakje bij haar hoofd. Bij haar oksels zaten zweetplekken.
‘En dat soort praat…’
‘Hou op,’ viel zijn moeder uit. ‘En zit niet met die grote schoenen van je tegen het aanrechtkastje te bonken. Straks kan ik weer aan de schoonmaak. Ga op je stoel zitten.’
Zijn vader wipte van het aanrecht. Hij was lenig als een kat. Iedere woensdagavond deed hij atletiek. Vorig jaar was hij eerste geworden met hardlopen. Ruurd Wijtman nummer één, stond er met koeienletters in de Bunschoter bode.
‘Dat soort praat steekt zij nou tegen jou af,’ ging zijn vader verder, ‘en daar raak jij steeds dieper van in de put.’
‘Je kent haar niet eens.’
‘Na drie woorden wist ik al wat voor vlees ik in de kuip had.’
‘Ze leeft dicht bij de Heere.’
‘Ze is geschift.’
Verschrikt keek zijn moeder op. Haar gezicht was bleek. Haar viel uit haar knot. ‘Ik vind het verschrikkelijk dat je zo over haar praat,’ zei ze. ‘Maar het allerergste vind ik nog dat je op die manier over de waarheid spreekt.’
‘Het is geen waarheid. Het is een leugen. Een verzinsel van gestoorde mensen, meer niet.’
‘Vréselijk,’ zei zijn moeder.
Vanuit de vensterbank klonk het zenuwachtig tikken van de klok. Normaal gesproken had zijn moeder allang gezegd dat hij naar bed moest, nu leek ze de tijd vergeten. Ze pakte de kopjes van de tafel en zette ze op het aanrecht. Met een doek wreef ze over de plek waar zijn vaders schoenen het aanrechtdeurtje hadden geraakt. Nog meer haar viel uit haar knot en toen ze overeind kwam maakte ze voor de spiegel een nieuwe.
‘Wat ik net zei…’ begon zijn vader.
‘Ik praat niet meer met jou. Niet meer hierover.’
‘Ik heb me misschien…’
‘Nee!’
Zijn vader ging weer op zijn stoel zitten en verborg zich achter zijn krant. In de kamer sloeg de pendule.
Terwijl hij toekeek hoe zijn moeder haar haar op orde bracht, bedacht hij dat hij haar al heel lang niet meer voor de spiegel had zien staan. Dat was toen ze net in burger was wel anders. Uren kon ze met haar haar bezig zijn: los, opkammen, toch maar los. En op zaterdagmiddag, als ze naar de markt ging, deed ze lippenstift op. Geboeid keek hij dan toe hoe ze met de stift over haar lippen ging, langzaam en geconcentreerd, eerst boven en dan onder, haar mond wijd open als bij de tandarts. Na haar lippen kwam de rest van haar gezicht aan de beurt. Met een zacht fluwelen sponsje dat ze eerst door een poederdoos haalde, ging ze over haar voorhoofd en wangen.
‘Sjoerd, jongen, ga eens gauw naar bed,’ zei ze en keek naar de klok. ‘Morgen moet je weer vroeg op.’
Zonder mokken ging hij naar boven.
…
Een nieuwe roman van Wim Duijst komt in september van dit jaar.
Voorlopige titel: Het verzwegen kind.
Bij uitgeverij Marmer.
Podiumprent
Welkom bij het doorlopend project van Eempodium, wij willen hiermee op Facebook elke maand een gedicht, muziektekst of tegelwijsheid met een illustratie en soms een GIF verrijken van Gemma Oosterhof Deze keer bij een boek van Wim Duijst
PodiumARTiest
Met een halve maand verschoven gaan we ook elke maand een kunstenaar met één van zijn of haar werken in het daglicht zetten… Beeld met een kleine beschouwing van de kunstenaar zelf…
Podiumprent en PodiumARTist materiaal blijven eigendom van de makers, wens je dit te gebruiken dan dient daar eerst toestemming voor gevraagd te worden. Delen op facebook mag altijd… CTRL C CTRL V doen we maar even niet..