Om op deze plaats de kunstwerken van de tentoonstelling De kleuren van De Stijl te recenseren, daar waag ik me niet aan. Dat zou ook niet gepast zijn. Het gaat immers om gerenommeerde kunstenaars van wie het belang binnen de ontwikkeling van de kunst boven elke twijfel verheven is. Hetgeen overigens niet wil zeggen dat iedereen hun werk altijd maar mooi of interessant moet vinden.
Het gaat hier echter niet in de eerste plaats om de kunstenaars maar om de drie primaire kleuren die door hen meestal of altijd in bepaalde periodes werden gebruikt. En waarom. Ik beperk me tot wat losse kanttekeningen over het rood, geel en blauw en de aanhangers daarvan. In de eerste plaats: het is een aantrekkelijke tentoonstelling, waar aan de hand van werken van 25 kunstenaars een beeld wordt geschetst van hun kleurengebruik. De kunstenaars hebben gemeen dat zij zich beperken in hun palet. Mondriaan en Bart van der Leck beïnvloedden elkaar en waren het strengst in de leer. Anderen gebruikten ook secundaire kleuren, dus de kleuren die ontstaan door menging van twee primaire kleuren. Zo maken rood en geel samen oranje, geel en blauw wordt groen, en rood en blauw wordt violet.
Er is aandacht voor de kleurencirkel van Goethe, en daarmee voor de complementaire kleuren, oftewel de kleuren die in die cirkel tegenover elkaar liggen. Voorbeelden zijn rood en groen, oranje en blauw, en geel en violet. Deze kleuren, naast elkaar gezet, versterken elkaar, komen intenser over. Dat heeft vooral te maken met de eigen-aardigheden van het menselijk oog, maar een uitleg daar over voert op deze plaats te ver.
Bizar wit
Wat ik op de expositie mis en wat vrij makkelijk had kunnen worden gerealiseerd zijn de verbluffend tegenstrijdige verschijnselen van de additieve en de subtractieve kleurmenging. Dat laatste is goed te zien wanneer je met verf de primaire kleuren mengt. Het resultaat is een donkerbruine kleur. Additieve kleurmenging werkt met lichtkleuren, bijvoorbeeld op het klassieke televisiescherm. Maar je kunt ook een schijf met de drie primaire kleuren snel laten ronddraaien, met als zichtbaar en bizar resultaat een nagenoeg witte kleurervaring.
Terug naar de kunstenaars en ik concentreer me op Mondriaan. Het is, door wat hij in schrift naar voren bracht, goed te begrijpen wat hij beoogde: een abstract, harmonisch beeld te creëren dat uitdrukking moest geven aan een alles overstijgend maar wel goddelijk zijn. Nu hebben veel kunstenaars een eigen – lees: beperkt – palet. Armando bijvoorbeeld schilderde een groot deel van zijn leven alleen in zwart en wit. En hoewel Goethe al zei dat zich in de beperking de ware meester toont, heb ik nooit begrepen waarom iemand wil vast houden aan slechts drie, vier of vijf kleuren, terwijl er honderdduizenden kleuren bestaan. Tja, ieder zijn meug.
Zilvermeeuw en raaf
Wat – mede in dit verband – niet echt goed uit de verf komt is het antwoord op de vraag of kleuren een objectieve, dan wel een subjectieve connotatie hebben. Natuurlijk staat rood in de meeste maatschappijen voor vuur, oorlog, bloed en agressie, en zwart voor somberte en de dood, maar uit eigen ervaring weet ik dat kleuren ook persoonlijke herinneringen naar boven kunnen halen: het blauw van een jurk, het groen van ogen, donkerrood haar.
Dan is er ergens in de tentoonstelling nog sprake van de mening dat zwart en wit geen kleuren zijn. Mensen die zoiets zeggen hebben waarschijnlijk nog nooit het spierwit van een zilvermeeuw en het roetzwart van een raaf of kraai gezien.
Tot slot: op de tentoonstelling is het ontwerp van stoelen-, kruiwagen-, woningen-, kasten en veel-meer-ontwerper Gerrit Rietveld voor het interieur van een vliegtuig nagebouwd. En wie ging daar tijdens de opening in zitten? Gerrit Rietveld’s kleindochter. Dat is toch gewoon erreg leuk.
Ga zelf ook kijken, in KadE, aan het Eemplein.
Oh ja, er hangt ook nog een schilderij van Barnett Newman, maar daar is al genoeg over geschreven.