Een expert in ‘light verse’ die kale muren en lege etalages met poëzie wil vullen; dat is Nynke Geertsma, de eerste vrouwelijke stadsdichter van Amersfoort. In deze functie combineert ze twee passies: die voor de dichtkunst die voor de stad. Een interview.
Dichten? Nynke Geertsma (44) heeft het eigenlijk altijd gedaan. Ze was acht jaar toen ze voor het eerst optrad met een zelfgemaakt gedicht en een melodie die ze er in één moeite door bij had verzonnen. Op de lagere school zong ze haar liedje, dat begon als volgt: ,,Ik ben Remi stekelvarken / dat is een mooie naam / alleen moet ik altijd tuintjes harken / waar ik me zo voor schaam.’’ Het is te vinden op haar Facebook-pagina, tussen recente creaties.
Op haar vijftiende scoorde ze hoog bij een dichtwedstrijd in Leeuwarden. Het dichten is de thans 44-jarige communicatieadviseur altijd blijven doen; zo schrijft ze al jaren Nederlandstalige songteksten voor haar jazzcombo Dutch Treat.
Haar snel groeiende schare fans kent vooral haar lichte verzen. Maar ze kan ook ernstig uit de hoek komen, zoals dat een stadsdichter betaamt. Kort na de MH17-vliegtuigramp in juli vorig jaar publiceerde ze een passend gedicht op Facebook. De eerste regels: ,,Zo onwerkelijk / zo oneerlijk / aangeslagen / pijn alom / harde feiten / wrede waarheid / ingeslagen / als een bom.’’
Het tijdschrift Linda publiceerde het als één van de ‘17 mooiste gedichten voor MH17’, ofwel ‘17 uitingen van troost’.
Passies
Als stadsdichter combineert ze haar passie voor de poëzie met die voor de stad Amersfoort. Geertsma, geboren in Friesland, woont er bijna twintig jaar. Eén van de cd’s van Dutch Treat heet The Great Amersfoort Songbook en staat vol verwijzingen naar de gemeente. Ze werkt aan een ‘poëtische stadswandeling’; een met gedichten over historische plekken en vermaarde Amersfoorters, onder wie uiteraard Johan van Oldenbarnevelt en Piet Mondriaan.
,,Dit is een leuke stad waar altijd wel iets te doen is én waar altijd wel iets om te doen is; denk aan de Westtangent, de Kersenbaan, de ondertoezichtstelling door de provincie en het KAdE-debacle. De jury van de finale voor het stadsdichterschap wil dat ik prikkelend commentaar lever, en dat zal ik zeker doen.’’
Wat vindt ze van haar voorgangers? ,,De eerste, David van den Bosch, maakte gewoon heel mooie gedichten. Hij was geen uitgesproken stadsdichter, maar dat beroep moest toen nog een beetje worden uitgevonden. Daarna kwam Arjen van der Linden; een goede performer die leuke, eigenzinnige poëzie schreef. Mijn directe voorganger Cees van Weerd is, net als ik, meer iemand van de woordspelingen en de vaste versvormen. Hij maakte aan het einde van zijn ambtstermijn twee werkelijk briljante sonnetten over de vermiste meisjes Kris en Lisanne en de vermoorde cartoonisten.’’
Onverwachte plekken
Tot dusverre maakten de stadsdichters vooral gebruik van de papieren media, constateert ze. ,,Ik wil meer de sociale media inzetten. Ook wil ik de dichtkunst meer zichtbaar maken op onverwachte plekken. Er zijn lege etalages en witte muren in de stad die die schrééuwen om een gedicht.’’
Tot haar inspiratiebronnen rekent ze de dichters Annie M.G. Schmidt, Drs. P, Driek van Wissen en Kees Torn; allen experts in het ‘light verse’. De wat zwaardere dichters die ze kan appreciëren, zijn onder anderen Judith Herzberg en Ingmar Heytze.
Uw Eempodium-verslaggever ziet gaarne benadrukt dat Geertsma een honorarium krijgt van zeshonderd euro per jaar; bij de minimaal vereiste productie van één gedicht per maand komt dit neer op een schamele vijftig euro per gedicht. Ter vergelijking: de Hilversumse stadsdichter ontvangt vijfduizend euro per jaar.
Geertsma: ,,Mij maakt dat geld niets uit. Ik doe het desnoods gratis. Het is een eervolle functie. Met meer geld komen bovendien wellicht meer verplichtingen; ik wil vrij zijn om te schrijven wat ik wil.’’