De zakelijk financiële benadering versus het onvoorwaardelijke in de kunst. Dat staat centraal in deze column van kunstenaar Ron Jagers, die eerder verscheen in de Staalkaartkunstenkrant.
Nederland is een van de rijkste landen in de wereld. Het gaat ons goed. Door de recessie gaat het iets minder goed. Het perpectief is niet dat er weer volop groei komt. De kunst en cultuur sector zit in zwaar weer. Subsidies worden stopgezet, sponsorgelden verminderen en het grote publiek heeft nog steeds geen notie van wat kunst eigenlijk kost. De kunstensector laat zich markteconomisch denken aanleunen. En de uitvoerend kunstenaar? Die is bezig met werk maken. Prioriteit nummer 1. Hoe hij of zij aan middelen komt? Vaak is dat vers 2. Maar ook de uitvoerend kunstenaar laat zich voortblazen door de markteconomische wind. Het wordt hoog tijd dat de kunstenaar zijn eigen positie gaat bepalen in het economische denken. En dan blijkt er meer onder de zon te zijn.
Het MC Theater uit Amsterdam is failliet. Iedere cultuurliefhebber zal zeggen dat de plek van het theater fantastisch was: het Westerpark, in de rook van de Westergasfabriek. Het MC Theater heeft gevolg gegeven aan de lokroep van de markt-adepten voor de kunst- en cultuursector. Het theater koos voor de zgn. uitstapregeling. Als gesubsidieerde instelling kreeg het een eenmalige uitkoopsom. De uitkoopsom moest voldoende zijn om naderhand zonder subsidie verder te kunnen. Niet dus. En exit MC Theater.
Het MC Theater is exemplarisch voor het denken over kunst en markteconomie. Nu is markteconomie – net zoals kunst overigens – een containerbegrip, waaronder zeer verschillende en uiteenlopende opvattingen huizen. De kunstensector heeft zich dit denken, en in het bijzonder één denkrichting, laten opdringen. De sector heeft de deken over zich gekregen van die economische denkers die denken in cijfermatige economische benaderingen, in bedrijfseconomische benaderingen. Het zijn die economen die ook de crises niet hebben zien aankomen. En waarom zou de kunstensector die redeneertrant moeten volgen? Waarom zou de kunstensector onderworpen zijn aan die wetten, waarvan naderhand blijkt dat het eigenlijk geen wetten zijn? Natuurlijk, er is niks mis mee om zakelijk te denken. Alleen al op basis van zakelijk denken moet je constateren dat het MC Theater failliet is. Maar is daarom het idee ‘MC Theater’ failliet? Nee, natuurlijk niet. Het MC Theater heeft niet de juiste financieringsgrondslag gevonden.
Lange tijd is Keynes verguisd geweest. Maar de econoom Keynes is terug van weggeweest, zijn theorieën althans. Keynes was een man van de exacte wetenschap voorzover het zijn ideeën over wiskunde betreft. Als econoom had Keynes rap door dat economie een ‘menswetenschap’ is. Je kan als econoom wel formules opstellen en rekenmodellen hanteren, de basis blijft gedragswetenschap. Kennis van het menselijk handelen, maar dan wél gecombineerd met een scherp inzicht in de feitelijke gevolgen van het menselijk ingrijpen, dat is de basis van de economische wetenschap. Keynes zag als geen ander dat economie bedrijven ook ‘ingrijpen’ inhoudt. Economisch ingrijpen had wat hem betreft ook een ethische en morele kant. Met economisch ingrijpen kan je helpen de situatie van mensen te verbeteren. Hij was verklaard tegenstander van het communisme, maar moest ook zeker niks hebben van het ‘alleen maar ik’ kapitalisme. Keynes pleitte voor een anti-cyclische economische politiek.
De essentie is dat de overheid die taken oppakt die de marktpartijen laten liggen, zoals bijvoorbeeld het creëren van vraag. Maar zodra het doel bereikt is en de markt werkt weer naar behoren, dan dient de overheid zich weer terug te trekken. Keynes is een tijd uit de gratie geweest omdat het economische systeem vastliep. Dat lag niet zo zeer aan Keynes. Politici volgden zijn advies in een tijd van recessie: geldkraan open, schulden maken en de vraag in een opwaartse beweging zetten. Die politiek had succes. Politici verzuimden om daarna opnieuw anti-cyclische maatregelen te nemen. En daar ging het fout.
Keynes en kunst
Er zijn meerdere manieren waarop de kunsten bekeken kunnen worden in het licht van Keynesiaanse economie-opvatting. Het MC-theater is één van de voorbeelden in de kunstensector waar het mis gaat. Het is niet zo dat de maatregel an sich een verkeerde zou zijn. Het is het moment waarop het gebeurt en de condities waaronder. Ervan uitgaande dat de politiek een betrouwbare partner is bij het in stand houden van een goede kunsteninfrastruktuur, is het verstandiger om de verzelfstandiging van organisatie als het MC-theater te realiseren in de rijke tijd. Het geld dat de overheid dan uitspaart kan opgepot worden om eventueel in te zetten als in een magere periode zo’n organisatie op omvallen staat. Gewoon recht voor zijn raap anticyclisch beleid in de financiën voor de kunsten.
Keynes had als geen ander door dat economie niet alleen een kwestie van cijferen is. Waarom daarop gewezen? Wel, zoals Keynes al zei: economie is een conglomeraat van exacte kennis over geld, filosofie, politiek en handelen. Zit daar niet een veel belangrijkere argumentatie voor de betekenis van kunst in een keynesiaans model? Economie is menselijk ingrijpen in het wereldhuishoudboekje in de veronderstelling dat wij weten hoe de wereld in elkaar steekt. Maar weten we eigenlijk niet verdomd weinig af van de wereld? Hebben wij niet maar een heel klein beetje kennis van wat er zich om ons heen afspeelt? Je zit in je eigen dorp op het dorpspleintje en je kijkt naar alle mensen om je heen. Wat weet je nou eigenlijk af van hun drijfveren? Van hun motieven om te handelen zoals ze handelen? Wat voor het dorpspleintje geldt, geldt zeker op grotere schaal voor de financiële instellingen. Wat wisten en weten we eigenlijk af van de kracht van de financiële hebzucht? Was die bekend geweest en ingecalculeerd in de economische modellen, dan was de crisis wellicht wel voorzien. En hadden er wel adequate maatregelen genomen kunnen worden.
Naast inzicht in geld is dus ook inzicht in de geestelijke toestand van de wereld nodig. In dit segment van het economische denken en handelen kunnen de kunsten een rol spelen. De kunsten kunnen er mede toe bijdragen dat een samenleving nieuwe werkelijkheden en mogelijkheden ontdekt. Juist in een crisissituatie zou deze funktie maatschappelijk gesteund moeten worden. Hoe ongemakkelijk dat ook soms kan zijn. Nieuwe wegen worden altijd schoorvoetend gevolgd. Maar een Keynesiaanse politiek zou dat moeten stimuleren. Niet door de kunstensector de richting op te duwen van marktwerking. Integendeel. Het accent in beleid zou meer verschoven moeten worden richting kunstproducent. Bij gelijkblijvende of krimpende middelen betekent dat een verschuiving van de instituten naar de producent. Want als we als samenleving nieuwe rode peper behoeven, dan moet die komen van de kunstproducent. Het kenmerk van de kunstproducent is niet het behalen van winst. Een kunstenaar heeft zijn verdienmodel niet op het materiële vlak, maar op het creatieve vlak, uitgedrukt in een materieel kunstwerk. Bij de kunstenaar is niet geld het doel en creativiteit het middel. Bij de kunstenaar is creativiteit het doel en daar heb je middelen voor nodig. Onder andere geld.
Vele kunstenaars hebben geen bemoeienis met het economische debat. Begrijpelijk vanuit hun positie. Op praktisch niveau ontbeert menig kunstenaar een antwoord op de maatschappelijke druk om marktconform te opereren. Het is meer dan wenselijk dat zij toch op zoek gaan naar een antwoord. Want weliswaar is geld niet hun doel, zij hebben wél geld nodig. Een belangrijk voorbeeld in Amersfoort waarbij kunstenaars proberen met alternatieve financieringsmodellen hun creatieve doelen veilig te stellen is het voorbeeld van De War.
Meer over De War is te vinden in de Staalkaartkunstenkrant van oktober 2014. Zie staalkaartkunstenkrant.nl