Mijn vorige column eindigde ik met de vaststelling dat in vrijwel alle theaters in en rond Amersfoort lang niet alle voorstellingen zijn uitverkocht. Meestal is er last minute plek zat. Ergo, zelfs met een bezettingsgraad van 64 schijnt theater De Flint in Amersfoort het beter te doen dan menig andere cultuurtempel in deze regio.
Door Gerard Chel
Vraag is waar het aan ligt dat er minder publiek komt dan er stoelen zijn. Aan de programmering? Zijn de kaartjes te duur? Zijn ‘we’ theatermoe? Zijn er te veel alternatieven? Hebben we te grote theaters gebouwd? Is te vaak uitsluitend naar het aanbod gekeken en te weinig naar de vraag? Of: zijn er te veel theaters voor een te klein gebied?
Om op dit laatste door te gaan: in deze regio is veel aanbod. Zowel van de grotere theaters als van de kleinere plus het alternatieve circuit, de muziek- en theatercafés en de talrijke binnen- en buitenfestivals. Nu huldig ik het principe ‘vrijheid blijheid’, maar als veel van mijn belastingcenten in al dan niet onrendabele theaters – en hun directies – verdwijnen, dan vind ik het legitiem om de vraag op te werpen of het misschien een onsje minder kan.
Feit is dat de theaters in deze regio vaker elkaars concurrenten dan collega’s zijn. Het Amersfoortse De Flint, ’t Spant in Bussum, het Schaffelaartheater in Barneveld, de Speeldoos in Baarn, Figi in Zeist, de Utrechtse Stadsschouwburg of Vredenburg, allemaal vissen ze in dezelfde vijver. Snoepen elkaars publiek af. Theaters waar veel subsidies en sponsorgelden naar toe vloeien.
Ik geef het toe: een hele enkele maal is het handig wanneer ik voor een voorstelling uit vier theaters kan kiezen, als bij de een de datum niet uitkomt, of bij de ander geen goede plaatsen beschikbaar zijn. Maar dit is wel een erg kostbare luxe. Terzijde: wanneer ik nu bij een theater het zeldzame stempel ‘uitverkocht’ aantref, wordt niet naar een ander verwezen waar nog wel plek is. Een gemiste kans, want op deze manier zouden alle theaters in deze regio elkaar aan publiek kunnen helpen. Theaters hebben een ander doel dan het elkaar met overheidsgeld beconcurreren.
Volgens mij is het in het belang van de podiumkunsten en het publiek dat er serieus wordt nagedacht over regionale afstemming. De theaters in Apeldoorn, Ede en Amersfoort waren indertijd niet blij met de komst van een nieuw theater in Barneveld, een cultuurtempel overigens die inmiddels zwaar onder financiële druk staat. Nieuwe theaters bouw je als je stoelen tekort komt, de vraag creëert het aanbod. Waarom niet serieus nadenken over het op elkaar afstemmen van de programmering. Creëer per theater specialismen, maak onderscheid door diversiteit. Veel theaters houden, zo denk ik, krampachtig vast aan hun eigen identiteit – wat dat dan ook zijn moge. Hulde voor de eerste cultuurwethouder en theaterdirecteur in deze regio die daar afstand van doen en bereid zijn zich aan te sluiten bij een regionaal samenwerkingsverband.
Daardoor zou je ook de overheadkosten terug kunnen brengen, zodat je zelfs met minder subsidie meer kunt doen. Minder concurrentie vergroot de kans op meer publiek – en dus meer inkomsten en daardoor vervolgens minder subsidie of goedkopere kaartjes. Als publiek hoef ik daar weinig van te merken, wellicht moet ik soms iets vaker naar een theater in een buurgemeente. So what. Daar staan mogelijk wél lagere lokale belastingen tegenover of kan eindelijk de buurtspeeltuin ‘ns worden opgeknapt.