Ach ja, het Eemplein. Op een druilerige dag denk je dat het hier nooit meer goed komt. Midden op het plein staat een haringkar in de regen. Er zijn geen klanten, de visboer rookt voor zijn eigen kar onder de beschuttende luifel een sigaretje. Boven het woord visspecialiteiten staat de naam van de kraam: ‘De Kater’. Symbolischer kan het niet worden.
Wat is er van het Eemplein geworden? Het Eemhuis met de glimmende discobollen is een spetterend gebouw maar staat volstrekt verkeerd. Het blokkeert spectaculair de zon (als die schijnt dan) en zorgt ook adembenemend voor maximale schaduwwerking. Ik dacht vroeger dat bij het bedenken van een superplan het uitverkoren architectenteam van te voren wel eens ergens zou gaan kijken op de plek waar het iets voor ging ontwerpen. Een week observeren. Zien waar de Eem stroomt, waar de zon staat, waar de terrassen moeten komen, hoe de wind waait, hoe de verhoudingen moeten worden tussen de nieuwbouw en het middeleeuwse centrum.
Ik had dus verwacht dat architect-supervisor Peter Wilson (schetsboekje en potloodjes met gum mee) op de Kleine Koppel zou constateren dat het Eemhuis niet de functie had moeten krijgen van een geluidsscherm tegen treingeluiden. Want zo’n markant pand als het Eemhuis is natuurlijk veel te duur als schutting. En dat het straks aantrekkelijk zou zijn om vanaf het nieuwe plein naar de Koppelpoort en het licht te kunnen kijken. Dat je dus niet moet beginnen met een groot bord bij het spoor te zetten met daarop de tekst: ‘Hier komt het tweede stadshart’.
Elke stad is al compleet en rijk met één kloppend hart. Dat je dus niet de middeleeuwse binnenstad naar de kroon moet willen steken met je nieuwe plein. Maar nee, Peter Wilson schoof het Eemhuis voor de zon en dwong de cafés hun terrasstoelen alle seizoenen in de schaduw te zetten. Zou architect Wilson nog wel eens komen kijken naar zijn Eemplein en een harinkje komen prikken bij ‘De Kater’?
Guido de Wijs (column voor AD-Amersfoort, zaterdag 30 januari 2016)