Stadhuisplein 7 Amersfoort
Begin 2019 heeft contrabassist Joris Teepe in Brooklyn, New York een cd opgenomen met pianist Marko Churnchetz en drumlegende Billy Hart: The Brooklyn Sessions. Teepe cum suis komen de plaat op 4 maart in De Observant presenteren.
Joris Teepe is tegenwoordig weer wat vaker in Nederland, maar New York is sinds 1992 zijn vaste verblijfplaats. Hij werkte met grootheden als Benny Golson, Bobby Watson, Sonny Fortune, Chris Potter en Randy Brecker. Joris maakte 9 jaar lang deel uit van het Rashied Ali Quintet, waarmee hij over de hele wereld toerde. Drummer Rashied Ali is bekend van zijn werk met John Coltrane. Ze namen samen het fameuze Interstellar Space op. Joris heeft zijn laatste plaat, In the Spirit of Rashied Ali, opgedragen aan zijn mentor. De plaat was genomineerd voor een Edison dit jaar.
Marko Churnchetz woont sinds 2015 in Brooklyn maar is afkomstig uit Slovenië. Hij was 6 toen hij klassiek accordeon ging spelen en toen hij 10 was koos hij voor de piano. Al snel won hij concoursen en voltooide later klassieke en jazz studies in het Oostenrijkse Graz. Zijn album Devotion werd door het Amerikaanse jazzplatform All About Jazz geselecteerd in het rijtje ‘20 Best Jazz releases of 2014’.
Billy Hart en Joris liepen elkaar in de 90’er jaren al tegen het lijf in Brooklyn. Ze woonden niet ver van elkaar vandaan en speelden in dezelfde clubs. “Er waren altijd wel sessies waar we nieuwe stukken konden uitproberen, een heel enerverende tijd”, herinnert Joris zich. The Brooklyn Sessions opent met het stuk Full House, een compositie van Wes Montgomery bij wie Billy Hart van 1966-1968 in de band speelde.
Billy is jammer genoeg niet van de partij in De Observant maar vervanging is gevonden in Owen Hart (geen familie overigens). Joris Teepe leerde hem kennen in New York waar ze samen in een aantal bezettingen speelden. Owen werkte ook met bekende Nederlandse jazzmakers als Michael Moore, Ramón Valle en Ben van den Dungen. “Hij combineert ritmische creativiteit met onweerstaanbaar onderbuikgevoel”, schreef Koen Schouten.